//= css_url("/bootstrap/bootstrap.min.css" . $timestampQueryString); ?> //= css_url("/plugins/fontawesome/5.3.1/css/all.min.css". $timestampQueryString); ?> //= css_url('/plugins/fontawesome/5.3.1/js/all.min.js'. $timestampQueryString); ?>
Het belang van biest voor de opbouw van de immuniteit is bij de meeste mensen wel bekend. Een goede biest, de eerste melk, is rijk aan zogenaamde immunoglobulinen. Dit zijn antistoffen, die door het afweersysteem worden aangemaakt als reactie op potentiële ziekteverwekkers die het afweersysteem tegenkomt. Deze antistoffen zijn er in verschillende types, waarbij het type immunoglobuline G (IgG) het meest voorkomt. Omdat een pasgeboren dier nog geen kans heeft gehad om zelf antistoffen aan te maken en daarmee weerstand op te bouwen, is het de eerste periode vrij kwetsbaar. De overdracht van antistoffen uit de biest naar het pasgeboren dier is dan ook erg belangrijk, maar is tegelijkertijd erg tijdgebonden. Onderzoek heeft uitgewezen dat de darmwand alleen de eerste periode na de geboorte open staat voor opname van immunoglobulinen, maar dit neemt al vlug na de geboorte af en na 24 uur kunnen de antistoffen uit de biest eigenlijk niet meer worden opgenomen, zoals onderstaande grafiek illustreert.
Het is dus van groot belang dat het pasgeboren dier in de eerste periode na de geboorte wordt voorzien van voldoende biest van goede kwaliteit. Voor lammeren geldt hierbij de richtlijn van 10% van het geboortegewicht aan biest met een gehalte van minimaal 50 gram aan IgG per liter. Voor kalveren wordt aanbevolen om minimaal 150-200 gram IgG te verstrekken. Deze antistoffen uit de biest geven het pasgeboren dier de eerste levensweken bescherming, waarna 4-5 weken na de geboorte de door het dier zelf in de tussentijd opgebouwde afweer de overhand krijgt.
Maar biest is meer dan alleen antistoffen. Een pasgeboren dier moet na de geboorte zelf de lichaamstemperatuur op peil gaan houden, wat meerdere dagen kan duren. Jonge dieren gebruiken voornamelijk zogenaamd bruin vetweefsel voor het reguleren van de temperatuur, waarbij vet wordt omgezet in warmte. Op het moment van geboorte heeft het jonge dier slechts een beperkte voorraad, dus het is zaak dat dit wordt aangevuld om te voorkomen dat het pasgeboren dier zonder komt te zitten en een risico op onderkoeling ontstaat. Het is dus belangrijk dat biest voldoende energie in de vorm van biestvet bevat, dat bestaat uit specifieke vetten, die kunnen worden omgezet in warmte. Daarnaast bevat biestvet de vetoplosbare vitaminen A, D, E en K.
Tenslotte bevat biest nog diverse andere specifieke componenten die het pasgeboren dier ondersteunen. Naast vet gaat het dan om eiwit, dat belangrijk is voor groei. Verder bevat biest een groeifactor, IGF-1, die naast het ondersteunen van de ontwikkeling van cellen ook een rol speelt in de omzetting van vetweefsel in warmte. Daarnaast bevat biest stoffen als lactoferrine, die naast een rol in de weerstand ook de ontwikkeling van de darmen ondersteunen.
Dat de rol van biest groter is dan alleen de opbouw van weerstand kan ook met verder onderzoek worden geïllustreerd. In een proef bij kalveren werd gekeken naar hun darmontwikkeling. Alle kalveren in de proef kregen binnen 2 uur na de geboorte biest, waarna de ene groep in de periode van 12-72 uur na geboorte alleen biest kreeg (A), een tweede groep een 1:1 mengsel van biest en melk (B) en de laatste groep alleen melk (C). In onderstaande microscopische afbeeldingen is te zien dat de ontwikkeling van de villi (darmvlokken) van de dieren die enkel biest of het mengsel van biest en melk kregen veel sterker is dan de kalveren die enkel melk kregen in deze periode. Hoe verder de villi ontwikkeld zijn, hoe groter het darmoppervlak is en daarmee ook de capaciteit om de voedingsstoffen op te nemen en te benutten. Door tijdens de overgang van biest op melkvoeding een gedeelte van de melkvoeding te vervangen door biest kan dus de darmontwikkeling verder gestimuleerd worden.
Bron: Pyo et al. (2020), Journal of Dairy Science 103, p.p. 423